Eens werd er een gedicht over huwelijk
geschreven, dat als een waarschuwing was bedoeld,
meningen, feiten en levenservaring was de basis,
waarop dit epistel zou zijn gestoeld.
Dames en heren, wees eens eerlijk,
dit schrijven is vooral gericht op de vrouw,
jullie leven in een hemelrijk, alleen al op
de huwelijksdag, door de woorden liefde en trouw.
Wat ik bedoel te zeggen, laten we de bruiloft nemen,
alles staat en gaat toch om de bruid,
kijken we naar die plechtigheid, dan denk ik,
hemeltje-lief, die bruidegom ligt er nu al uit.
Dan bij de geboorte van kinderen, alle
aandacht gaat uit naar de net ontluikte moeder,
de echtgenoot mag meedoen voor spek en bonen,
die gaat gewoon verder als zorgvoeder.
Dan de jaren daarna, als het huwelijk
de vorm aanneemt van een doordenderende trein,
de hormonen van de man staan op scherp,
maar hij blijft monogaam en huwelijksrein.
Hoewel, ik moet bekennen, de laatste jaren,
is er duidelijk een nieuwe koers,
de scheiding is vaker voorgekomen,
in plaats van het vroegere jaloers.
De vrouw laat niet meer met haar sollen,
maar neemt nu ook het initiatief,
gaat het niet meer zoals het moet,
dan is het de vrouw die zegt aju mijn lief.
Zo keren we weer langzaam terug, naar
de vroegere verhouding tussen hem en haar,
die toen helder en klaar vaststond,
knuppel op haar hoofd en vrijen maar.
Alleen, helaas is het voor de mannen,
nu een metamorfose van rollen ommekeer,
het is niet meer de man die knuppelt,
maar de vrouw is nu die meneer.